Geschiedenis


De geschiedenis van het Ju-Jitsu gaat zo ver terug in de oudheid dat het onmogelijk is de echte oorsprong te achterhalen. Reeds tweeduizend jaar geleden werd het Ju-Jitsu beoefend door de Japanse adellijke kasten. Het land van oorsprong zou nochtans niet Japan maar vermoedelijk India zijn.

Deze beschikten immers over een uitgebreide kennis van de anatomie en massagetechnieken van waaruit ze handelingen en grepen zouden geleerd hebben. Deze handelingen werden door de Chinezen overgenomen, aangevuld en verbeterd. Dit zou de oudste vorm van Ju-Jitsu zijn.

Hoe de kennis van het Ju-Jitsu is overgebracht naar Japan, is niet met zekerheid te achterhalen. Volgens een van de legendes zou een Japanse dokter, (Akyama) een reis hebben gemaakt naar China, om zijn kennis in de geneeskunde te vervolmaken.

Zo zag hij tijdens zijn verblijf een soort van worstelen, Hakudo genoemd. De beoefenaars van Hakudo behoorden tot een kaste die het strengste verbod had hun gevechtswijze aan anderen aan te leren.

Akyama slaagde er echter in zich door deze kaste te laten opnemen. Daar leerde hij de kunst om een aanvaller zo vlug mogelijk uit te schakelen. Terug in Japan ondervond hij dat zijn verworven kennis echter niet van toepassing was op alle tegenstanders. Tijdens het vele trainen vond Akyama het ontbrekende :

“MEEGEVEN OM TE OVERWINNEN”

Hij paste zijn “grepen” en technieken aan dit beginsel aan. Zo ontstond het Ju-Jitsu volgens één van de vele legendes. Aanvankelijk werd het Ju-Jitsu in Japan niet verspreid, maar enkel door de Samoerais beoefend. Deze hadden het voorrecht om wapens te mogen dragen, maar als een Samoerai tijdens het gevecht werd ontwapend moest hij met de blote handen verder strijden.

Fuji berg – Japan